| |||
WISKUNDEWEB.NL |
Wiskundige termen |
Overzicht wiskundige definities | |||
Afgeleide De afgeleide van een functie maak je om de snelheid van de functie op een moment te achterhalen (de RC dus). Je werkt dan volgens deze wijze alle termen af: ax^n wordt nax^n-1 Stel, deze functie hebben we: f(x) = 2x^5 + (1/6)x^6 + x dan wordt f'(x) = 10x^4 + x^5 + 1 De afgeleide van een functie geef je altijd aan met een apostrof. Dus g(x) wordt g'(x) etc. Afstand De afstand van twee punten is de lengte van de kortste weg tussen deze twee punten. In het platte vlak en in de ruimte is de lengte van een lijnstuk. Op een bol of een willekeurig gekromd vlak is de kortste weg een kromme en de afstand dus de lengte van een kromme. Aftrekken Waarden van elkaar afhalen. Voorbeeld: 4-2 = 2 of 6-8 = -2 Amplitude Maximale afwijking van een periodieke functie. Van een goniometrische functie van de vorm f(x)=a+b*sin(cx+d) is de amplitude het getal |b|, de absolute waarde van b. Andere kenmerken van een dergelijke functie zijn: De periode (2pi/c); de evenwichtsstand y=a; de minima (a-|b|) en de maxima (a+|b|). Antiparallel 1. Twee niet-samenvallende-lijnen, die l en m heten, antiparallel met twee andere niet-samenvallende lijnen p en q, indien: ofwel ( 1 ) p en q door l en m in vier verschillende punten, die op een cirkel liggen, worden gesneden, ( 2 ) l en m de lijn p (of q) in een gemeenschappelijk punt snijden, in welk punt a ( of b ) raaklijn is aan de cirkel door de drie snijpunten van l en p, l en q, m en q. In geval ( 1 ) maken de de twee paren lijnen hoeken met elkaar die in tegenovergestelde zin gelijk zijn. 2. Twee vectoren heten antiparallel wanneer ze tegenovergestelde richtingen hebben, d.w.z. een hoek vn 180° met elkaar maken. Archimedes, Wet van Als je in een bak die tot de rand gevuld is met een vloeistof (bv water) een object laat vallen, dan zal het volume van de vloeistof die naast de bak terecht komt of het volume waarmee het volume stijgt even groot zijn als dat van het object. Assen (X-as & Y-as) X-as & Y-as, In een twee- of meerdimensionale ruimte, ingericht met een coördinatenstelsel, de eerste coördinatenas, met behulp waarvan men de positie van de punten bepaalt. Bij cartesische coördinaten schrijft men het vlak P(x;y), in de ruimte P(x;y;z), in ruimtes van hogere dimensie n meestal P(x1;x1;....;xn). Y-as: zie uitleg hierboven. Asymptoot, horizontale De horizontale asymptoot is een denkbeeldige lijn van de gedaante y=c wanneer bij de limiet van f(x) voor x gaande naar + oneindig de functie f(x)=c of voor x gaande naar - oneindig de functie f(x)=c. Zo is y=0 een horizontale asymptoot van de grafieken van de functies: f(x)=e^x; g(x)=1/x en H9x)=x-v(x^2-2) Asymptoot, verticale De verticale asymptoot is een denkbeeldige lijn van de gedaante x=c.Wanneer men de waarden voor x dicht bij c onderzoekt blijkt de grafiek van f(x) de lijn c steeds meer te benaderen zonder deze ooit te bereiken. Axioma Een niet bewezen stelling die als waarheid wordt aanvaard. Balansmethode Met de balansmethode kan je van 2 formules de x uitrekenen, als je wilt dat er allebei het zelfde uit komt. Neem bijv: 2x + 4 = 5x + 8. Die gaan we oplossen door alle x-jes voor het =-teken te brengen, en alle andere getallen achter het =-teken. Als er in de formule een positief getal is, en je wilt het getal kwijt, moet je er negatief van maken, dus zo: ik wil de +4 kwijt aan de linkerkant, dan maak ik daar -4 van. Dat doe ik ook aan de andere kant. Ik krijg dan 2x = 5x + 4. Nu gaan we de 5x weghalen aan de rechterkant. -5x aan beide kanten, dus dan krijgen we: -3x = 4. Delen door het getal voor de x en je weet hoeveel x waard is. Beelddiagram In een beelddiagram worden de gegevens door middel van figuurtjes in beeld gebracht. Elk figuur, of een deel ervan, geeft een bepaalde hoeveelheid of percentage aan. Bereik Het bereik van een functie zijn alle functiewaarden van die functie. Denk bij het bereik van een interval aan open, onbegrensd, halfopen, gesloten en begrensd met de hiervoor bekende tekens! Bergparabool Grafiek van een tweedegraadsfunctie, waarvan de coëfficiënt van de tweede macht van de onafhankelijke variabele positief is: f(x)=ax^2+bx+c met a groter dan 0 Binomiaal-kansexpiriment Een samengesteld kansexperiment. Hierbij wordt dus een paar keer achter elkaar het zelfde kansexperiment uitgevoerd. P(X=k) = (n boven k) p^k (1-p)^(n-k) met: n: aantal keren dat het experiment wordt herhaald. p: de kans op succes X: het aantal successen in de n herhalingen op de GR in te voeren als: binompdf(n,p,X) ==> kans op precies X binomcdf(n,p,X) ==> kans op hoogstens X 1-binomcdf(n,p,X-1) ==> kans op minstens X Bissectrice Lijn die een hoek precies door midden deelt. Ook wel deellijn genoemd. Boog Algemeen: Gedeelte van een kromme. De lengte ervan, de booglengte, kan vaak alleen m.b.v. integratie bepaald worden. Specifiek: Gedeelte van een cirkel of een gedeelte van een parabool Boomdiagram Een boomdiagram is een diagram met vertakkingen; Dat zijn (meestal) uitgebreidde diagrammen met lijntjes naar het volgende iets. Je ziet dit soort diagrammen bijv. bij stambomen. Er is iets aan de top (man/vrouw) , daaronder de kinderen. Daaron de kinderen van de kinderen etc. Boxplot Een boxplot is een grafische weergave van een verzameling gegevens. In deze weergave staan de kwartielen, de mediaan, de laagste en de hoogste waarneming. Buigpunt Punt van een vlakke kromme, waarin de richting van de kromme van hol naar bol of v.v. verandert. De raaklijn in dit punt noemt men buigraaklijn. Cabri Geometrie Een programma waarmee (bij voorkeur) voor Wiskunde B makkelijk wiskundige problemen kunnen worden gesimuleerd. Wordt ook geleverd bij Getal en Ruimte WiB1,2 deel 6 Centrummaat Bij een frequentieverdeling heten gemiddelde, modus en mediaan centrummaten; het zijn indicatoren voor de plaats op de getallenrechte, waar men zich de het "centrum" van de waarnemingsgetallen kan denken. Cirkel Vlakke kromme, bestaande uit de punten die een vaste afstand, de straal (r), hebben tot een gegeven punt, het middelpunt (M) van de cirkel. De twee stralen die in elkaars verlengde liggen, vormen samen de middellijn, de diameter, van de cirkel. Cirkel, ingeschreven De ingeschreven cirkel van een driehoek is de cirkel die de drie zijden van de driehoek raakt Cirkel, omgeschreven De omgeschreven cirkel van een driehoek is de cirkel die door de drie hoekpunten van de driehoek gaat Cirkel-sector Een van de twee delen waarin het binnengebied van een cirkel door twee stralen verdeeld wordt. Cirkel-segment Een van de twee delen waarin het binnengebied van een cirkel door een koorde verdeeld wordt. Cirkeldiagram Een veel gebruikt hulpmiddel in de statistiek om de onderverdeling van een populatie in een aantal soorten te visualiseren. Hiertoe wordt van de cirkel voor iedere soort een cirkelsector gereserveerd, zodat de oppervlakten van deze sectoren zich verhouden als de aantallen van de soorten. Complex getal Ieder getal in de gedaante z=x+iy, met x en y reële getallen en i de imaginaire wortel uit -1; i^2=-1. Hierin is x het reële van z en iy het imaginare deel. Dalparabool Grafiek van een tweedegraadsfunctie, waarvan de coëfficiënt van de tweede macht van de onafhankelijke variabele negatief is (getal voor de x²): f(x)=ax²+bx+c met a kleiner dan nul Deellijn Lijn die een hoek precies door midden deelt. Ook wel bissectrice genoemd. Discriminant Een deel van de ABC-formule die ook wel de discriminant of "D" wordt genoemd. De discriminant bereken je zo: b^2 - 4ac Domein Het domein van een functie, het definitiegebied van de functie, zijn alle x-waarden waarvoor er een y is al. Denk bij het bereik van een interval aan open, onbegrensd, halfopen, gesloten en begrensd met de hiervoor bekende tekens! Draaisymetrisch Indien een figuur na minder dan een halve draai precies op zich zelf past, spreekt men van draaisymmetrie. Als dit het geval is bij een halve draai spreek je van puntsymmetrie. Driehoek Een figuur met 3 hoeken. Samen 180 graden. Driehoek, stomphoekige Driehoek waarvan 1 van de hoeken stomp (=tussen 90 graden en 180 graden) is. Evenwijdig Als 2 lijnen evenwijdig aan elkaar zijn, hebben ze dezelfde richting, maar vallen ze niet samen. Exponent De macht, bijv: 2^3 = 2 tot de macht 3. 3 is de exponent. F-figuur In een F-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en zijn de F-hoeken gelijk. Factor Een grootheid of getal waarmee vermenigvuldigd is of vermenigvuldigd moet worden. 2 is een factor van 10 omdat (10=2*5), maar ook factor van 2ab. Faculteit Voor elk natuurlijk getal n is n-faculteit (notatie n!), het product van de eerste n positieve getallen: 1!=1, 2!-1*2=2, 3!=1*2*3=6, etc. n! is het product van 1*2*3*.....*(n-1)*n Omdat een productvan nul getallen gelijk wordt gerekend aan 1, houdt deze definitie ook in, dat 0!=1 en ook 1!=1 en (n+1)!=n!(n+1). In de combinatoriek en kansrekening wordt n! veel gebruikt. Frequentie Een frequentie is het aantal dat iets voorkomt. Je kan het invullen in een frequentietabel. Heb je bijvoorbeeld een vraag hoeveel huisdieren ieder in je klas heeft? Als je het getal 1 neemt voor het aantal huisdieren, en er zijn 8 kinderen met 1 huisdier, dan is de frequentie 8. Frequentietabel Een tabel waarin alle waarnemingen staan, zodat je kunt aflezen hoevaak (frequentie) een bepaalde waarneming voorkomt. Functie Een functie voegt aan elk origineel het bijbehorende beeld toe. Een functie legt uit waar het orgineel voor dient. Gelijkbenige driehoek Een driehoek waarvan twee zijden gelijke lengte hebben. De derde zijde noemen we basis. De tophoek staat altijd tegenover de basis. De hoeken tegenover de gelijke zijde zijn aan elkaar gelijk. Gelijksoortige termen samennemen In een opstelling kun je gelijksoortige termen samennemen. Bijvoorbeeld: 6a + 6b - 4a + 3b kan je herleiden naar: 2a + 9b, hier heb je de gelijksoortige termen samengenomen. Gelijkvormig Twee meetkundige figuren A en B heten gelijkvormig, notatie A~B, wanneer t.o.v een P de ene figuur na vermenigvuldiging de beeldfiguur is van de andere. Gelijkzijdige driehoek Een driehoek waarvan alle zijden gelijk aan elkaar zijn. De drie hoeken zijn elk 60 graden. Gemiddelde Alle getallen bij elkaar op tellen, en delen door het aantal getallen wat je hebt: vb: 1 4 5 7 7; dat zijn 5 getallen. 1+4+5+7+7= 24. Je deelt dan 24 door 5 = 4.8 Goniometrie De goniometrie of trigonometrie (gr: gonon, hoek en metro, meten) is een tak van de wiskunde die zich bezig houdt met driehoeken en in het bijzonder de oorspronkelijk op driehoeken gebaseerde functies zoals sinus (sin), cosinus (cos) en tangens (tan). Graaf Een schematische weergave van bijv. plaatsen en de verbindingen tussen die plaatsen. Grondtal Als je de som 2 tot de macht 4 hebt, dan is 2 je grondtal. Halveringstijd De tijd die een stof, die alpha of beta deeltjes uitstoot, nodig heeft om de helft van de begin hoeveelheid atomen om te zetten in andere atomen. Formules : Tau=t(1/2) en Lambda=(1/tau) * ln(2) Hoek, gestrekte Een hoek van 180 graden. Hoek, scherpe Een hoek die tussen 0 graden en 90 graden groot is. Hoek, Stelling van de constante Als punt C over een cirkelboog AB tussen de punten A en B beweegt, dan verandert de grootte van hoek ACB niet. Hoek, stompe Een hoek tussen 90 graden en 180 graden groot. Hoogtelijn Een lijn die vanuit een hoekpunt loodrecht op de overstaande zijde staat. Hyperbool Als het product van P en Q omgekeerd evenredig is, dan heet de grafiek met een omegekeerd evenredig verband een hyperbool. Een hyperbool bestaat uit 2 takken. Neem bijvoorbeeld de formule PxQ=36 of Q=36 Hypothenusa Schuine zijde in een rechthoekige driehoek. Imaginair getal I is de afkorting van een imaginaire grootheid. Bij de complexe getallen zijn i en -i de enige getallen waarvan het kwadraat gelijk is aan -1. Complex getal, waarvan het reële deel 0 is: i, 5i, -i√2, √(3i) etc. Inhoud Om een inhoud te brekenen (van bijvoorbeeld een kubus of balk) moet je de volgende berekening gebruiken: Lengte x breedte x hoogte. Je kan ook zeggen: oppervlakte grondvlak x hoogte. Om de inhoud van een prisma te berekenen moet je ook oppervlakte grondvlak x hoogte doen. Om de inhoud van een cilinder te berekenen moet je oppervlakte grondvlak x hoogte doen of p x r^2 x hoogte. Koorde Een lijnstuk dat twee punten op een kromme verbindt; bijv. het lijnstuk dat twee punten op een cirkel verbindt. Koordenvierhoek Een koordenvierhoek is een vierhoek waarvan de hoekpunten op 1 cirkel liggen. Koordenvierhoek, Stelling van de Als ABCD een koordenvierhoek is, dan is de som van elk paar overstaande hoeken 180 graden. Kubus Regelmatig veelvlak, gevormd door 6 vierkanten. Een kubus heeft 8 hoekpunten, 12 rib-ben, 12 zijvlakdiagonalen en 4 lichaams-diagonalen. Is de lengte v.e. ribbe a: Inhoud kubus=a^3 Oppervlakte kubus=6a^2² Kwadraat Een kwadraat is een cijfer X cijfer. Bijvoorbeeld: 5^2 --> 5 X 5 --> 25 7^2 --> 7 X 7 --> 49 Kwartielafstand Om de kwartielafstand te berekenen, moet je eerst het eerste en het derde kwartiel weten. De kwartielafstand is het verschil tussen deze 2 soorten kwartielen, dus kwartielafstand = derde kwartiel - eerste kwartiel Kwartielen Er zijn 2 verschillende soorten kwartielen, namelijk: het eerste kwartiel en het derde kwartiel. Het eerste kwartiel is het middelste getal van de eerste helft van een serie waarnemingen. Het derde kwartiel is het middelste getal van de tweede helft van een serie waarnemingen. Lijn Een lijn in de wiskundige zin is een verzameling punten die aan beide uiteinden oneindig doorloopt. Een lijn heeft geen eindpunten. Lijn, halve Een halve lijn is een verzameling punten die aan 1 uiteinde oneindig doorloopt. Een halve lijn heeft 1 eindpunt. Lijnstuk Een lijnstuk is een verzameling punten die aan beide uiteinden een eindpunt heeft. Anders dan een lijn is de lengte van een lijnstuk begrensd en zichtbaar Lijnsymetrie Een symmetriesoort met 2 symmetrieassen. Machten Bij machten is het de bedoeling dat je een getal zo veel als de macht waard is vermenigvuldigd met zichzelf. Dit lijkt moeilijk, maar met een voorbeeld kom je er zo: 2^3 = 2 tot de 3e macht = 2x2x2 = 8 5^2 = 5 kwadraat (tot de 2e macht) = 5x5 = 25 Machtsformules Formules waarbij x tot de macht n wordt gedaan. Als je machtsformules gaat vergelijken, wint op den duur de gene met de grootste exponent, ongeacht het getal wat voor de xn staat. Mediaan Het middelste getal uit een serie van waarnemingen die op volgorde van klein naar groot gesorteerd zijn. Bijvoorbeeld: 1, 2, 3, 4, 5, 5, 5. Mediaan = 4. Als je 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 hebt zijn 4 en 5 de middelste, deze moet je dan bij elkaar optellen (4 + 5 = 9) en delen door 2 (9 : 2 = 4,5) en dat is dan het antwoord. Middelloodlijn Een middelloodlijn is een lijn dat midden door een lijnstuk gaat en er loodrecht opstaat. Middelspuntshoek Hoek waarvan het hoekpunt samenvalt met het middelpunt van een gegeven cirkel, zodat de benen over twee stralen vallen. Minwortel Een wortel is eigenlijk het tegenovergestelde van een kwadraat. Een minwortel is de uitkomst van een gewone wortel, maar dan negatief. Want -3.-3=9 maar ook 3.3=9... Bijvoorbeeld: Je wilt de wortel van 9 weten, dan ga je kijken: 1.1 = 1, 2.2 = 4, 3.3=9... Dus moet je 3 hebben voor de gewone wortel, want als je 3 kwadrateert kom je uit op 9. En de minwortel is dus 3, maar dan negatief, dus -3 (-1.3=-3). Ook te berekenen door: -v(getal) Modus De modus is het meest voorkomende getal (of waarneming) uit een serie waarnemingen. Let op: dit kan er maar 1 zijn. Bij meerdere gelijke aantallen van getallen heb je dus geen modus . Negatief getal Dit zijn alle getallen onder nul. Je zet hier altijd een - voor, bijv. -10. Als je bijv. 2-5 moet doen, doe je eerst 2-2, dit is 0. Dan hou je nog 3 over, dat haal je van 0 af, dus krijg je 2-5=-3 Noemer Getal waarnaar een breuk vernoemd wordt; van 3/5 (drie vijfde) heet 5 de noemer, 3 de teller. Nul Het neutrale element t.o.v. de rekenkundige bewerking optellen. Symbool: 0. Er geldt: x+0=0+x=x en x*0=0*x=0. Omgekeerd evenredig Twee grootheden/getallen, x en y, heten omgekeerd evenredig, wanneer er een reël getal c is, zodat geldt: yx=c. Hier is c de evenredigheidsconstante. Duur (t) en gemiddelde (g) v.e. reis over een vaste afstand c zijn omgekeerd evenredig met elkaar. tg=c Omtrek De omtrek bereken je door alle zijden bij elkaar op te tellen mits alle zijden rechte lijnen zijn. Als een zijde een deel van een cirkel is, kan de volgende formule gebruikt worden: omtrek ve cirkel = πd (d = diameter = 2*straal). Bij andere soorten zijden kan gebruik gemaakt worden van omtrekken van meetkundige figuren zoals ovalen, of van algebraische vormen zoals parabolen en hyperbolen. Omtrekshoek Hoek waarvan het hoekpunt op een gegeven cirkel ligt en de benen over een koorde van de cirkel vallen. (Een omtrekshoek is half zo groot als bij dezelfde boog behorende middelpuntshoek). Zie ook "Hoek, Stelling van de constante" Oppervlakte Om de oppervlakte van een vierhoek uit te rekenen moet je de volgende som gebruiken: Lengte x breedte. Voor de oppervlakte van een driehoek: 1/2 x zijde x hoogte. Voor de oppervlakte van een circel: p x r². Parallellogram Een parallellogram is een vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn. De 3 kenmerken van een parallellogram zijn: 1: De overstaande zijden zijn even lang 2: De diagonalen delen elkaar middendoor 3: De overstaande hoeken zijn even groot Periode Als een grafiek uit meerdere stukken bestaat, noem je 1 zo'n stuk een periode. Pi p, spreek je uit als pie. Pi is afgerond: 3,14. Onthoud wel dat pi eigenlijk miljoenen getallen achter de komma heeft. Je gebruikt p om bijv. de oppervlakte van een cirkel te berekenen. Dat is p x r². Om de inhoud van een cilinder te berekenen gebruik je ook pi. Die formule is: Gr x h (grondvlak x hoogte), dus: Gr=(p x r²) x h Priemgetal Een priemgetal is een getal dat alleen door 1 of door zichzelf kan worden gedeeld, wil er een geheel getal (dus geen decimalen) uit de deling komen. Voorbeelden van priemgetallen zijn: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17. Procent Een procent is niets meer dan 1 honderste. Als je een wilt weten wat 15 procent (15%) van 100 is, neem je: 100x0,15 (0,15 is 15 honderste = 15/100). Nu komt er 15 uit. Puntsymetrisch Indien een figuur na een draai van 180 graden precies op zichzelf past, spreekt men van puntsymmetrie. Dat wil zeggen dat je een figuur een halve slag kunt draaien en dat het dan precies op elkaar past. Pythagoras, Stelling van Met de Stelling van Pythagoras kan je een onbepaalde zijde uitrekenen. Eigenlijk reken je de oppervlakte van het vierkant uit, waar de onbepaalde zijde een zijde van is. Omdat je daarna wortelt krijg je de lengte in plaats van de oppervlakte. Je kan de lengte uitreken door het volgende te doen: Doe de overige zijden (de niet-onbepaalde zijden) in het kwadraat en tel ze bij elkaar op. De uitkomst zal de oppervlakte zijn van het vierkant waarvan de onbepaalde zijde één zijde is. Wortel dit antwoord (want het staat in het kwadraat) en je hebt de lengte van de onbepaalde zijde in de eenheid waarin de andere zijden ook staan. Voorbeeld: AB^2+AC^2=BC^2 BC = lengte BC Radiaal 1 radiaal (rad) is de draaingshoek in de eenheidscirkel die hoort bij een cirkelboog met lengte 1. Pi rad = 180 graden Rationale getallen Wanneer je in de verzameling van de gehele getallen de deling uitvoert, merk je dat niet elk van deze delingen een geheel getal oplevert. Stel je hebt een pizza. Deze pizza is verdeelt in 8 gelijke stukken, waarvan 1 stuk al opgegeten is. Als je wil uitdrukken hoeveel er nog van de pizza overblijft, kan dit niet meer met een geheel getal. We zeggen dat er 7/8 (zeven achtste) overblijft. Wanneer we aan de verzameling van de gehele getallen de (positieve en negatieve) breuken toevoegen, spreken we van de verzameling van de rationale getallen of Q. Recht evenredig Twee grootheden/getallen, x en y, zijn rechtevenredig, wanneer er een reëel getal c bestaat, zodat y=cx. Het getal c is de evenredigheidsconstante. Zo is het aantal gekochte artikelen (x) van hetzelfde soort recht evenredig met de totale te betalen prijs (y) waarbij de evenredigheidsconstante (c) de prijs van het artikel is. Rechte Rechte; zie ook lijn. Een rechte is een verzameling punten die aan beide uiteinden oneindig doorloopt. Een rechte heeft geen eindpunten. We noemen een rechte ook wel een lijn. Rechthoekige driehoek Een driehoek waarvan 1 van de hoeken 90 graden is. De andere 2 hoeken zijn ook samen 90 graden. Richtingscoëfficiënt Is hetzelfde als het richtingsgetal. De helling van de grafiek in punt A (bijv.) is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van de grafiek in A. Oftewel: de richtingscoëfficiënt in punt A is delta y / delta x Richtingsgetal Het richtingsgetal is dat wat er bijkomt per stap als er sprake is van gelijkmatige groei. Hier is in principe alleen sprake van als men een lineaire vergelijking bij een grafiek o.i.d. kan maken. Ruit Een ruit is een vierhoek waarvan alle zijden even lang zijn. De 4 kenmerken van een ruit zijn: 1: De diagonalen zijn symmetrieassen van de ruit 2: De diagonalen staan loodrecht op elkaar 3: De diagonalen delen de hoeken middendoor 4: Alle eigenschappen van een parallellogram gelden ook voor een ruit Sinusoïde De grafiek van een sinusfunctie als deze niet getransleert/vermenigvuldigd is dan begint deze in de evenwichtstand en gaat in positieve richting omhoog. Om op GR te plotten moet je GR op Radialen staan. Eenmaal sin(x) geplot, dan is de amplitude 1 en de periode 2 Snijpunt De coördinaten van het punt waar de grafieklijn een speciaal punt snijd. Dit kan de x-as zijn, de y-as of een andere grafiek. Somgrafiek Een lijn, in een grafiek getekend, die de som heeft van twee andere lijnen. Spiegelsymetrisch Indien een figuur uit 2 helften bestaan die elkaars spiegelbeeld vormen, spreekt men van spiegelsymmetrie. Dat wil zeggen dat je de figuur zo kunt dubbelvouwen dat de twee helften precies op elkaar passen. Tabel Een tabel bestaat uit een horizontale lijn en een verticale. In de hokjes zitten cijfers. Antwoorden dus. Je hebt ook tabellen voor een grafiek, daar lees je de antwoorden uit. De bovenste rij van de tabel bevat meestal de x waarde, en de onderste meestal de y waarde. Thales, Stelling van Als driehoek ABC rechthoekig is en C=90 graden, dan ligt C op de cirkel met middellijn AB Toegevoegd complex Verschillen twee getallen alleen in het teken van het imaginaire deel, dan noemen we ze toegevoegd comlex. Zo zijn de complexe getallen a+bi en a-bi (met a,b element IR) toegevoegd complex. De toegevoegd complexe van een complex getal z schrijven als z (met een streepje erboven). Trapezium Een trapezium is een vierhoek waarvan 1 paar overstaande zijden evenwijdig is. Vector Gericht lijnstuk; een grootheid die zowel richting als lengte heeft. Het beginpunt ervan heet ook wel het aangrijpingspunt van de vector, vooral in natuurkundige contexten. Vectoren met gelijke grootte en richting zijn gelijk. Verdubbelingstijd De tijd die nodig is om de hoeveelheid te verdubbelen. Vergrotingsfactor De factor (de vermenigvuldiging) waarmee een getal, als waarde van een voorwerp, lijnstuk, plaatje of wat dan ook, wordt vergroot. Vierkant Een vierkant is een regelamtige vierhoek met vier gelijke zijden en vier rechte hoeken (90 graden). De diagonalen in een vierkant snijden elkaar loodrecht middendoor, zijn even lang en delen de hoeken van het vierkant middendoor. Een vierkant heeft vier symmetrieassen en is puntsymmetrisch t.o.v. het snijpunt der diagonalen. Is de lengte van een zijde a, dan is de omtrek 4a en de4 oppervlakte ervan a2. Wegendiagram In een wegendiagram moet je hiervoor het aantal wegen tussen de knooppunten vermenigvuldigen. Wetenschappelijke notatie De wetenschappelijke notatie van getallen is een andere notering van een waarde. 15478 in de wetenschappelijke notatie is: 1,5478x10^4. Dat 10^4 (tien tot de vierde macht) betekend dat je de komma (een tiende) 4 plaatsen naar rechts moet opschuiven. Is het tot de macht (macht) getal min, of negatief, dan gaat de komma zoveel plaatsen naar links. Een wetenschappelijke notatie is altijd een getal tussen de 1 en de 10. Je moet dus met de komma spelen. Wiskunde De wetenschap die zich met de eigenschappen van grootheden als zelfstandige gegevens bezighoudt Wortel Een wortel kan je uitvinden door als je bijvoorbeeld 9 hebt, te zoeken hoe je dat cijfer krijgt door 2 cijfers met elkaar te vermenigvuldigen, bij 9 is die 3 X 3. Dus: v100=v10x10=v10² => zonder wortelteken geschreven wordt het: 10^(2/2)=10 => v100=10 v25=v5x5=v5² => zonder wortelteken geschreven wordt het: 5^(2/2)=5 => v25=5 x-as de horizontale lijn in een grafiek. Snijpunten met de X-as bij Y = 0 Y-as De verticale lijn in een grafiek. Snijpunten op de Y-as is bij X=0 Z-figuur In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en zijn de Z-hoeken gelijk Zwaartelijn De lijn van een hoekpunt tot het midden van de overstaande zijde, geldt alleen in een driehoek. |
Deze website kopen? De prijs is 500 euro (exclusief BTW) Schrijf een bericht naar info@to-the-point.biz | |